De jaren zestig

Cultuurveranderingen van de jaren vijftig – jaren zestig. De trapnaaimachine. Handwerkonderwijs in de jaren vijftig en zestig en hoe het verdween. Tweede feministische golf. Cultuurveranderingen in de jaren zestig. Coco Chanel en de lange broek. Verdwijnen van kloosterordes; zorgwerk wordt betaald. toename van de rol van geld. Technologische veranderingen. De televisie. Hoe vrouwenwerk logisch verdween. Optimistisch bericht.

Grayson Perry

De illustratie waarmee dit hoofdstuk begint is een groot wandkleed, wel acht meter lang, schat ik.
U kunt het vinden in de ingang van het Bonnefantenmuseum in Maastricht.
Ik koos het om meerdere redenen bij dit hoofdstuk.
In de eerste plaats om datgene wat er op het wandkleed is te zien: ons leven wordt verbeeld, van de geboorte tot de dood. Industriële producten, van babyvoeding tot kinderspeelgoed tot communicatiemiddelen tot vervoermiddelen tot..tot…we leven ons leven van merkartkel naar merkartikel. Al die namen van die commerciële producten staan in kleine lettertjes tussen de afbeelding op het wandkleed.
Pas bij het schrijven van dit hoofdstuk realiseerde ik mij hoezeer marketing vanaf de jaren zestig maar zelfs daarvoor al, een rol heeft gespeeld ook in mijn leven, terwijl ik dacht dat ik daar tamelijk immuun voor was.

En de tweede reden is dat de kunstenaar Grayson Perry ’n heerlijke representant is van de vrije geest die voor mij hoort bij de jaren zestig. Hij is keramist, maakt/ontwerpt wandkleden en beelden, schilderijen en jurken. Hij zegt zinnige dingen over kunst, schrijft er boeken over.
Geen poeha, geen status, net als zijn vrouw. Zij is psychotherapeute.
Op de site Brainy Quote staan veel quotes van Perry. En over de totstandkoming van zijn wandkleden schrijft hij: Mijn wandkleden worden geweven op een computergestuurd weefgetouw. Ik ontwerp ze in photoshop.


Cultuurveranderingen van de jaren vijftig naar de jaren zestig

In de jaren vijftig stonden leefregels vast. Er waren geschreven en ongeschreven voorschriften, vanuit

  • Het geloof bepaalde normen en waarden. In feite waren het normen en waarden die vanuit mannelijke functionarissen in de kerk als instituut werden gedicteerd.
    Daar hoorden kledingvoorschriften bij.
  • de verzuiling: een katholiek en een protestant leefden in eigen werelden. De kinderen gingen naar scholen van hun eigen zuil. Vaak spraken ze niet eens met elkaar. Vriendschappen tussen socialisten en een gelovig iemand lagen niet voor de hand.
  • Gelovig zijn betekende ook angst voor sexualiteit: aparte scholen voor jongens en meisjes. Niet alleen basisonderwijs, maar tot en met het HBO. In 1969 schreef ik mij in Eindhoven nog in voor de Katholieke Sociale Academie voor Vrouwen.
  • Armoede hoorde onzichtbaar te blijven. Je diende een soort van ‘je stand op te houden’; subtiele maatschappelijk uitsluiting was het gevolg, wanneer iemand bijvoorbeeld kleding met een uitgescheurd knoopsgat droeg. ‘Schoon en heel’, was het adagium. Hoe arm iemand ook was: kleding kon altijd worden gewassen en versteld.
  • Vrouwen speelden een onzichtbare, faciliterende rol. Konden zelden een keuze maken voor opleiding of beroep. Ze leidden niet zelden het leven van mensen die tot slaaf waren gemaakt. Mijn moeder mocht (als tweede dochter) weliswaar buitenshuis werken op kantoor: het verdiende maandloon werd thuis 100% afgegeven. Eenmaal thuisgekomen van het werk (twaalf kilometer op de fiets) wachtten de huishoudelijke taken van het grote gezin: kleding breien voor de jongere broertjes en zusjes hoorde daar zeker ook bij.
  • De jeugd van meisjes was een groot opleidingsinstituut voor het latere moederschap.
  • De zwangerschappen, de zorg voor de kinderen……
  • Katholieke kerk en staat vielen samen: wat niet mocht van de kerk, was ook wettelijk niet toegestaan. Tot 1956 waren vrouwen handelingsonbekwaam
  • Het was de tijd na de oorlog. Er was woningnood en al had je geld: niet alles wat te koop of goederen waren slechts met een bon verkrijgbaar.

In de jaren zestig leken die voorschriften te verdampen.

  • Het geloof….eigenlijk verdween het gewoon, het leek wel op te lossen. Normen en waarden vervaagden; ook kledingvoorschriften werd vrijer. De religieuzen, nonnen verdwenen uit scholen en ziekenhuizen en kinderhuizen.
  • Technologische vernieuwingen: centrifuge, wasmachine en t.v..
  • Culturele vrijheden: popmuziek die een eigen cultuur en kledingstijl voor jongeren met zich meebracht. In de Randstad konden jongeren Radio Noordzee en Radio Veronica beluisteren. In Limburg kon je radio Luxemburg ontvangen. Weliswaar krakend, maar dat gaf niet.
  • De t.v. bracht lucht. Voor het eerst films zien van bijvoorbeeld Laurel en Hardy…dat was…een eerste voorbeeld van…je kan ook lachen over hetgeen je overkomt.
  • De t.v. bracht identificatiemodellen: presentatrices, omroepsters… In november 1962 was ik elf jaar. Er werd een tv- actie gehouden met Mies Bouwman als presentatrice. Het programma duurde vrijwel een heel etmaal. Ik mocht iets langer opblijven, omdat het zo leuk was.
    Maar ik sloop ’s nachts ongezien uit bed om niets te missen van alles en iedereen die vrij en blij vertelde over hun activiteiten. Die manier van presenteren had een grote impact op klein gehouden huismoeders en hun kinderen.
  • De t.v. zorgde ook voor vermaak gedurende de avonden. Voorheen was er zeker de radio, maar voor iemand die zich niet wilde vervelen was de t.v. zeker een afleiding.
  • Er kwam voor iedereen meer welvaart: de levensstandaard ging omhoog. Vanaf 1967 was er een minimumloon.
  • Er kwam ook minimumjeugdloon. Dus wanneer een gezinslid op zestien- of zeventienjarige leeftijd ging werken verdiende hij/zij een acceptabel salaris. Dat geld werd thuis afgegeven, waardoor het gezinsinkomen steeg.
  • Vanaf 1960 bepleitten de vakbonden een vrije zaterdag. In de ene sector duurde het langer dan de andere, maar uiteindelijk kwam overal een vijfdaagse werkweek.
  • Vrouwen werden meer zelfbewust, kregen iets te kiezen. Voorbehoedsmiddelen als de pil: zwangerschappen konden worden voorkomen.
  • Invoering van een ander schoolsysteem. Vanaf 1968 kwamen jongens en meisjes in het Voortgezet Onderwijs bij elkaar in de klas. Het vakkenpakket voor jongens en meisjes werd gelijk (bijvoorbeeld techniek en handenarbeid).
  • Mensen kregen – een begin van – een persoonlijke identiteit.

    Niet iedereen in de jaren zestig werd rijker, had een t.v. Er waren zeker gezinnen waar het tot de jaren zeventig duurde voordat anti-conceptie zijn intrede deed. Maar uiteindelijk werd iedereen rijker en vrijer. De kleine bedompte wereldjes braken open.

Handwerkonderwijs in de jaren vijftig en zestig en hoe het verdween.

Voordat ik begin met zo neutraal mogelijk schrijven over handwerkonderwijs voel ik me verplicht om eerst te benadrukken :-)……veel kinderen destijds, min of meer de ouderen van nu, denken met koude rillingen terug aan de lessen in breien of borduren op de Lagere School. Voor het hanteren van naald en draad, voor het aanleren van de handwerktechnieken is een goede fijne motoriek nodig en veel geduld. Het werk gaat letterlijk steekje voor steekje.
Fijne motoriek en de daarbij horende technische handigheid, geduld: bij geen enkel kind van zes, acht of tien jaar zijn deze eigenschappen voldoende ontwikkeld. Ook vroeger niet. Voeg daarbij de strenge eisen die aan het werk werden gesteld en iedereen zal begrijpen dat de handwerkles op school voor bijna ieder meisje, jongens zaten op de jongensschool en daar werden geen handwerklessen gegeven, een wekelijkse beproeving vormde.

Zelf herinner ik mij vooral de lange rij wachtenden bij de lessenaar, die op een verhoging stond, van de juf. Want de techniek van haken en breien is dermate moeilijk dat er per definitie iets mis gaat: steek laten vallen, veel meer steken overhouden dan waarmee je startte, met je naald in het garen steken…enzovoorts. De juf moest dat zien recht te breien, dat kostte tijd, zodat zich een file vormde bij haar bureau.

Ook ikzelf heb na de Lagere School zeker geweten dat ik nooit meer zou breien. Toch kocht ik een jaar of tien later garen en breinaalden: er kwamen onbetaalbare truien in de mode; kleurrijk gebreid met dikke wol. Ik wist dat ik zo’n trui snel (lees: twee weken) af zou hebben. En vervolgens ontdekte ik hoe bijzonder het is wanneer je handen iets op een geautomatiseerd niveau kunnen. Alles wat je kunt, weet lijkt in je vingers te zitten. die doen het werk zelfstandig. Ik denk dat iedereen die ervaring wel kent van bijvoorbeeld fietsen: we fietsen zonder na te denken; resultaat van jarenlange oefeningen. En ons hoofd wordt dan vrij om gedachten te laten stromen.

Dus voordat ik verder schrijf: alle begrip voor mijn leeftijdgenoten die afhaakten vanwege de strenge juf, de voor een kind te moeilijke techniek.

Enfin, het handwerkonderwijs…mijn herinneringen.
In het eerste tremester, van de zomervakantie tot aan Kerstmis kregen we iedere vrijdagmiddag vanaf wat nu groep drie heet: breien. In het tweede tremester, tot Pasen, kregen we haken. In periode tot de zomervakantie leerden we borduren.
Borduren beschouwde men als minder belangrijk dan breien. Met breien kon je nuttige kledingstukken maken, bijvoorbeeld een warme trui of kinderkleding. Maar borduren hoorde niet tot de ‘nuttige’ handwerken.
Zoals ik later leerde: borduren is iets voor de hogere klasse: rijke meisjes die wachtten en smachtten op een geschikte huwelijkskandidaat brachten hun tijd verplicht bordurend door. En een kerkelijke variant voor het doden van de tijd is: de begijntjes en nonnetjes borduurden de kerkelijke gewaden voor de priesters.

Dat wij desondanks leerden borduren was omdat het werd gezien als een voorbereiding op een andere nuttige textiele vaardigheid: kleding maken, zowel nieuwe kleding naaien als kleding herstellen. Mijn moeder mopperde weleens op het moderne onderwijs uit die tijd: de school leerde mij niet hoe je sokken moest stoppen of hoe je een dun weefsel kon ‘mazen’, een soort van onzichtbaar versterken, waarmee je kon voorkomen dat er gaten in de truien kwamen.

Een vriendin op mijn batikclub laat dit kleedje zien. Ik meen het in een oogopslag te herkennen: dit waren de kleedjes die we haakten in, destijds de zesde klas, nu groep acht.
Ik herinner me hoe ik de eerste les vol ontzag naar het voorbeeld keek; zeker wetend dat ik dat niet zou kunnen.
Maar ik weet ook dat ik na een les of drie concludeerde dat het niet moeilijk was. Je bouwt zo’n patroontjes regel voor regel op.

Mijn middelbare school was een soort HAVO voor meisjes. Die school was opgezet door religieuzen: zusters Ursulinen, afkomstig uit Duitsland.
U begrijpt: dat was degelijk onderwijs.
Als ik nu aan leeftijdgenoten vraag tot hoelang zij handwerkonderwijs kregen dan heeft vrijwel niemand tijdens haar middelbare schooltijd nog textiele werkvormen in het lespakket gehad.
Het extra geluk dat me ten deel viel was: onze handwerklerares was jong en modern.
Zij leerde alle mogelijke technieken (patchwork, knopen/macramé, sieraden maken) in allerlei toepassingen.
De nonnen maakten van de techniek van het sieraden maken nog wel misbruik: er werden workshops ‘rozenkransen knopen voor de missie’ georganiseerd. Ook maar even googelen waarschijnlijk.

Op mijn middelbare school leerde ik geen breien, haken of borduren meer; die technieken zaten er wel in. Ik leerde wel hoe rijk de textiele technieken zijn.

Een jaar na het beëindigen van mijn middelbare school, in 1968, deed de HAVO zijn intrede.
Het gescheiden onderwijs aan jongens en meisjes werd verleden tijd. Jongens en meisjes zaten bij elkaar in de klas.
Handwerken, textiele werkvormen veranderde in handenarbeid.
Ik vond het een uitstekend plan: ik kreeg in het HBO lessen in werken met klei en werken met hamer en beitel. Ik vond het een verademing: je werkt vaak staand, veel meer met heel je lijf in plaats van alleen met de toppen van je vingers. Ik miste de lessen in textiel niet.

Tweede feministische golf

Dat de lessen textiele werkvormen verdwenen uit het lessenpakket, had ook te maken met een nieuw bewustzijn uit de tweede feministische golf. Breien, haken en kleding maken…deze activiteiten waren voorbeelden van de dienstbaarheid van vrouwen aan hun gezin, hun huishouden. Dat was precies waar feministen vanaf wilden: mannen en vrouwen dienden te kunnen kiezen welke rol, welk vak zij wilden uitoefenen in hun leven. Mannen en vrouwen waren gelijkwaardig. Ze konden samen naar dezelfde school, waar ze onderwijs kregen dat Algemeen Vormend (HAVO en MAVO) was.
Dat jongens naaldvakken leerden was theoretisch denkbaar. Op Vrije Scholen bijvoorbeeld leerden veel kinderen haken en breien. Maar in de meeste situaties kwam het vak handenarbeid in de plaats van werken met textiel.

Er zijn zeker scholen geweest waar een individuele directeur het vak handwerken nog langer kon laten bestaan. Maar nog eens tien jaar later deed de computer zijn intrede. Ook in computervaardigheden dienden lessen gegeven te worden.

Cultuurveranderingen in de jaren zestig

T-shirts, lange broek, mode, kwaliteit confectie verbetert, ‘iedereen heeft dat.’ popmuziek, andere idealen.

De nonnen…..toen ik na de zomervakantie in het examenjaar naar school ging, bleken de Zusters Ursulinen verdwenen. Voor hun vertrek/verdwijning is nooit een reden verteld, noch uitleg gegeven. En wij, leerlingen hadden van die nonnen geleerd: vragen stellen…dat is al snel brutaal.
In de zomer van het vierde jaar waren klasgenoten nog naar huis gestuurd om andere kleding aan te trekken: een mouwloos bloesje kon écht niet: ‘We sein hier nicht op het schtrand.’
‘Die blouse is door mijn moeder gemaakt.’ was het antwoord van de klasgenoot. De thuiscultuur liep vóór op de schoolcultuur of religieuze cultuur, die laatste twee waren in Limburg lang synoniem. Toen niet meer dus.

De thuiscultuur liep vóór op de school- of religieuze cultuur.
Die laatste twee waren in Limburg lang synoniem.

Wat door de nonnen echt niet werd toegestaan was het dragen van een lange broek. De reden werd niet omfloerst gegeven: onze lichaamsvormen waren in een broek meer zichtbaar dan in een rok of jurk. Punt.

Verder leken zich geen grote veranderingen voor te doen: vaders werkten buitenshuis, moeders deden huishouding en de was en maakten kleding. Toch zie ik terugkijkend éénmalige gebeurtenisjes. Ze lijken niets te betekenen. Maar met de kennis van nu weet ik dat zo’n eenmalig voorval zich alleen kan voordoen omdat het in verband staat met grotere maatschappelijke ontwikkelingen.

Een ogenschijnlijk éénmalig voorval doet zich alleen voor, omdat het in verband staat met grote maatschappelijke ontwikkelingen.

Tot dan toe keek mijn moeder nooit naar kleding uit winkels: die was te duur en de kwaliteit was niet goed. Na een enkele keer dragen scheurden naden uit. Ik weet niet of dat echt zo was of dat mijn moeder het enkel zei. Maar plotseling mocht ik, ik zal veertien jaar zijn geweest, met mijn moeder naar een modeshow, die werd georganiseerd door een plaatselijke kledingwinkel. Lang niet alles kon mijn goedkeuring wegdragen en mijn moeder vond vrijwel alles te duur, maar toch…er was één jurk die ik heel leuk vond en die niet duur was…ik mocht ‘m kopen…en sindsdien keken zowel mijn moeder als ik wat er in de rekken van de kledingwinkels hing. Er kwam een uitbreiding van mogelijke antwoorden op de vraag ‘welke kleren draag ik komende winter? Niet alles hoefde zelf te worden gemaakt of vermaakt.

Niet alles hoefde meer zelf te worden gemaakt of vermaakt.

Dat mijn moeder naar een modeshow ging, zegt natuurlijk ook iets over het welvaartsniveau. We waren niet rijk, in een Limburgs gehucht was niemand rijk, maar niet ieder dubbeltje hoefde te worden omgedraaid of gespaard. Er viel een beetje te kiezen: waar geef ik mijn geld aan uit?
En de norm voor ‘kan dit nog?’ werd hoger: nee, die schoenen zijn echt te klein of te oud.

De jurk die ik mocht kopen (voor de zondag vanzelfsprekend) viel niet na één keer dragen uit elkaar. Blijkbaar was de kwaliteit van het naaiwerk in de naaiateliers verbeterd.

Ik had het al over de broeken voor vrouwen…die deden hun intrede en maakten een opmars door. Het maken van een broek was/is een vak apart. Een broek maken is een stuk moeilijker dan een rok of jurk maken. Bovendien: je deed een uitspraak met het dragen van een broek. Je toonde je zelfbewust, misschien wel geëmancipeerd. Dan diende dat kledingstuk wel goed te passen, het moest je staan. Dat kun je bij een nog zelf te maken kledingstuk moeilijk inschatten. Het vraagt een investering van uren en uren, zonder dat je weet of het zich financieel terugverdient. Het was om veel redenen verstandiger om een broek te kopen.

Het was om veel redenen verstandiger om een broek te kopen.

Coco Chanel en de lange broek

Kleine voorvalletjes, zinnetjes…even is de lange broek nog een punt van gesprek en dan plotseling is die broek gewoon overal te koop. Buiten de huiselijke kring is een maatschappelijke kring: de wereld van de modeontwerpers. Dat we de lange broek gewoon uit het kledingrek konden halen (maken wat te moeilijk, bewerkelijk) was het gevolg van de activiteiten van Coco Chanel; ze is geboren in Saumur in 1883 en overleed in Parijs in 1971. Haar moeder was een wasvrouw en haar vader trok rond (lees: was er niet) als verkoper van textiel. Ze werd geboren in een armenhuis. Haar leefomstandigheden waren bar. Toen ze elf jaar was overleed moeder aan tbc en vanaf toen verbleef ze, met twee zussen, zeven jaar in een weeshuis. Daar werkten ze als naaisters voor de bewoners uit het dorp.
De de silhouetten van het corset verdwenen, en plaats maakten voor ‘gewone’ kleding was al een verdienste van Chanel. Zij was degene die de ‘garconne’-stijl bedacht. Vrouwen kregen truien en plooirokken met verlaagde taille. (garconne = het Franse woord voor Jongen)

Op Wikipedia (Historianet) staan enkele zinnetjes die eigenlijk niet te begrijpen zijn, zo passen ze niet in de cultuur en opvattingen van nu.

Op 29 mei 1923 was een historische dag voor gendergelijkheid en de kledingkast van vrouwen’. Op die dag stond de Amerikaanse minister van Justitie toe dat vrouwen, ok in het openbaar broeken mochten dragen. Daar was door feministen jarenlange strijd, vanaf 1850 voor gevoerd. Genderspecifieke kleding werd gezien als een manier om vrouwen te onderdrukken. De vrouwen droegen wijde broeken, maar die werden gezien als schending van de sociale normen. Marlene Dietrich en Katharina Hepburn vertoonden zich in 1930 in een broek.
Vanaf de zestiger jaren raakte de broek in Nederland ingeburgerd.

T – shirts: En bij die broek kwamen T-shirts in de mode. Het stof van een T-shirt is eigenlijk gebreid: het heet tricot en het valt heel soepel en is rekbaar. Die elasticiteit was voor de naaimachines van toen moeilijk om mee om te gaan. Een meer moderne naaimachine heeft een zigzagmogelijkheid, maar de lockmachines lieten voor een gewoon gezin nog decennia op zich wachten. Bovendien waren T-shirts niet duur en eigenlijk past een T-shirt altijd: ook als het te strak zit kan dat heel aantrekkelijk zijn.

‘Iedereen heeft dat’. Met dat zinnetje probeerde ik korte tijd later mijn moeder te bewegen tot het geven van geld om een bepaald kledingstuk te kopen. Want als een kledingstuk of bepaalde schoenen in de winkel betaalbaar te koop zijn, wordt het voor iedereen bereikbaar. En de mensen met dezelfde kledingstukken zien aan hun uiterlijk dat ze bij elkaar horen. Mijn moeder corrigeerde mij wel eens: zeker niet iedereen droeg de houten Zweedse slippers die ik wenste. Hoogstens drie of vier klasgenoten. Maar dat waren precies de klasgenoten bij wie ik wilde horen. Tegen wie ik wilde kunnen zeggen: ‘Ik heb ze ook.

Bij de cultuurveranderingen hoorde natuurlijk ook de popmuziek. De norm ‘schoon en heel’ was van een totaal andere orde, dan het uiterlijk van Beatles, Stones, Kings en Beach Boys. Het uiterlijk van de popartiesten wel snel leidinggevend. Binnen twee jaar was de modeshow door de plaatselijke kledingwinkel achterhaald: oubolliger kon het niet.

Andere idealen – Ik denk dat ik uit een soort van middenklasse-gezin kom. Mijn ouders zouden het fijn hebben gevonden wanneer ik uiteindelijk terecht kwam in een soort van beter/hoger milieu.
Met de komst van de idolen uit de popmuziek verdween dat nagestreefde eerdere ideaal. Mijn moeder hield mij nog voor dat ik voor een uitzet diende te sparen: waren het 24 lakens die je diende te hebben? Of overdrijf ik en waren het er twaalf? In ieder geval: die tijd was echt voorbij.

Verdwijnen van kloosterordes; zorgwerk wordt betaald

De nonnen verdwenen niet alleen uit de Limburgse scholen. Ze verdwenen ook uit de ziekenhuizen. Ze verdwenen uit de kinderhuizen. Zelf ging ik werken in een kinderhuis; een huis voor oudere meisjes in Brabant, niet ver van de Belgische grens. Daar verdiende ik geld, in tegenstelling tot de religieuzen. Wanneer in die tijd een ziekenhuis werd gebouwd, dan hoorde daar geen kloosterorde meer bij, maar er verrees tegelijkertijd een verpleegstersflat. Ook een verpleegster verdiende geld.

Het scala van beroepen dat mogelijk werd voor vrouwen breidde zich enorm uit. De meeste van mijn leeftijdgenoten kónden niet breien of ze hadden negatieve herinneringen aan de handwerklessen op school en ze beschikten wel over geld. Dus één en één is twee.

Misschien is één en één wel drie. Want…als je met enkele uren werken een x bedrag verdient, dan kun je min of meer uitrekenen wat je uurprijs is, je weet wat jouw arbeid waard is. Op het moment dat je bedenkt: als ik vijf uur werk, verdien ik vijfentwintig gulden en het breien van een trui kost laten we zeggen vijftig uur…ai, als ik het tarief van mijn uurprijs bereken dan zou ik in plaats van te breien tweehonderdvijftig gulden verdienen. Of anders gezegd: die zelfgebreide trui is tweehonderdvijftig gulden waard. Hetgeen niet het geval is, want je kunt in de winkel voor bijvoorbeeld vijfenzeventig gulden een heel aardig trui kopen.
Op het moment dat tijd, één uur werk, kan worden uitgedrukt in geld, dan verdwijnt kan handmatige textiele arbeid snel verdwijnen.
Voor veel mensen is geld een eerste invalshoek.

Toename van de rol van geld

In een artikel van Peter-Paul De Baar (Amsterdammers – dec.2004 – 56) over de naaiateliers in Amsterdam eindigt hij met een beschrijving van de naaiateliers in Amsterdam in de jaren zestig.
De concurrentie met het buitenland werd moeilijker, omdat vrouwen daar wél na hun huwelijk bleven werken. Bovendien werd in Nederland steeds jonger getrouwd. Bovendien werden in andere banen (zoals op kantoor) meisjes beter betaald. En in 1967 werd het minimumloon ingevoerd. De fabrikanten zagen hun omzet dalen, want de jongeren kochten (met hun minimumjeugdloon) niet meer bij de grote winkelketens maar bij een boetiek.

Technologische veranderingen: uitvindingen

De jaren vijftig en zestig…we kunnen het niet verzinnen of er kwam een apparaat voor.
Ik beperk me tot de machines die een invloed hadden op het huishouden en daarmee op de tijdwinst die huisvrouwen konden boeken in de zorg voor de kinderen en hun kleding, koken (drie van de vier k’s van Suzanna Jansen). Die tijdwinst gold niet in dezelfde mate op hetzelfde tijdstip voor iedereen: als je arm was, duurde het jaren langer voordat je een wasmachine kon kopen, maar uiteindelijk kwam de wasmachine voor iedereen binnen handbereik.

Ik zou nu eigenlijk dienen te schrijven over hoe ‘de was’ (deed iedere huisvrouw die op maandag?) in zijn werk ging in de jaren vijftig. Maar ik voel een weerstand om dat te doen. Ik denk er liever niet meer aan terug. Er waren speciale grote gaspitten voor, grote ketels waarin de witte was diende te worden gekookt. Het komt me nu overdreven voor: zo grondig was dat nodig? Moeders uit de jaren de jaren vijftig waren wel doordrongen van de noodzaak van hygiëne (terecht gezien de wanhopige gezondheidstoestand in de negentiende eeuw), maar zo vaak, zo intensief…

Met een glimlach komt de volgende herinnering boven: mijn oma was in Amerika geweest, op bezoek bij haar geëmigreerde zoon. Ze vertelde dat ze daar ‘volautomatische’ wasmachines hadden. ‘Daar komt geen emmer sop aan te pas’. zei ze. Dat zei ze medio jaren zestig en ik kon me geen voorstelling maken van het apparaat. Wassen zonder emmer?

Feit is: bij ons kwam eerst de centrifuge, wat ik een uitkomst vond. Wassen… met je handen in het warme water kun je nog wel leuk vinden, maar het uitwringen van de was in ijskoud water….
Het drogen van de was ( ‘m snel binnenhalen als het dreigde te regenen) was een apart doel.
Hoe droger de was als deze werd opgehangen, des te sneller kon die worden binnengehaald.

En de komst van het elektrisch strijkijzer gaf ook veel tijdwinst. Sylvia Witteman schreef eens ooit: aks je strijkt kun je na vijftien minuten niet meer zien dat je het hebt gestreken. En als je niet strijkt kun je naar vijftien minuten niet meer zien dat jet het niet hebt gestreken. ‘Daar moest ik haar gelijk in geven.

Ik schat in dat de tijdwinst er mede toe leidde dat vrouwen konden ervaren: de was is niet meer een klus die één of twee dagen van mijn werkweek opeist.

De televisie

Het maken van kleding was een werkje wat bij uitstek werd gedaan in de avonduren. De avonden waren saai in de vijftiger, begin zestiger jaren. Een enkele keer een hoorspel op de radio. Maar de t.v. veranderde dat. Ook al was de kwaliteit van de t.v. – programma’s niet hoog, alleen al het kijken naar bewegend beeld was fascinerend.

Hoe vrouwenwerk logisch verdween

In het hoofdstukje ‘ Hoe vrouwenwerk logisch ontstond’ wordt uitgelegd dat de constante beschikbaarheid van de (zogende) moeder voor haar kinderen, consequenties had voor het type werk dat ze kon gaan doen.

In de tijd van de MAVO en de HAVO voor jongens én voor meisjes, de televisie, de wasmachine, het kunnen beschikken over geld kwam nog een zeer belangrijke uitvinding: betrouwbare voorbehoedmiddelen. Ook werd het alternatief voor borstvoeding steeds beter. Het verhaal kan in één zin worden verteld: als je kunt kiezen of en wanneer je kinderen wenst en vervolgens de zorg voor het kind kunt overdragen aan een betrouwbare derde dan ontstaat ruimte om in de maatschappij de rol te gaan vervullen die het beste bij een individu past. En daarmee konden ook vrouwen werk accepteren dat verder van huis was, arbeid leveren die urenlange opperste concentratie vergde.

Optimistisch bericht

Op 30 november 2023 schrijft Sylvia Witteman in haar column in De Volkskrant over een grote winkel in naaimachines in Amsterdam. Alleen al die zin maakt me blij. In Rotterdam….ik ken één betrekkelijk kleine naaimachinewinkel in het Centrum. Zag ik er laatst toch ook niet één in Zuid? Maar in Amsterdam is dus een hele grote, waarna de schrijfster terugdenkt aan haar jeugd……
Haar moeder had destijds een elektrische naaimachine, die relatief duur was geweest. Desondanks meende moeder dat die dure aanschaf de investering wel waard was: ze naaide er de jurken mee voor haarzelf en voor twee dochters.( ‘Kleren waren toen veel duurder dan nu’, schrijft Witteman.)
De herinneringen zijn niet positief: geworstel met patronen, grote lappen stof, spelden tussen de lippen. De machine hoorde een snorrend geluid te maken, maar niet zelden veranderde het snorren in een gebonk waarna het naaiwerk vastliep, waarna de naaimachine voor reparatie weggebracht diende te worden.

De moeder van Sylvia Witteman vond de kleding van C&A burgerlijk, terwijl ze haar eigen creaties kwalificeerde als creatief. De schrijfster herinnert zich hoe vriendinnetjes ‘gewone’ kleren van C&A mochten kopen en dragen: nylon bloesjes en spijkerbroeken.
In de column vertelt de schrijfster dat ze voor de etalage van de winkel een stadsgenote ontmoet die op zoek is naar een naaimachine voor haar volwassen dochter: die wil weer zelf kleding gaan maken. De financiële investering is relatief beduidend geringer dan vroeger: een nieuwe naaimachine staat voor €99,- in de etalage.

Het stukje is grappig: twee dames die goedmoedig mopperen over onplezierige jeugdherinneringen aan zelfgemaakte kleding. Maar ikzelf lees: grote naaimachinewinkel in trendsettende stad, een naaimachine die nog geen honderd euro kost en vooral: een jonge vrouw die een naaimachine vraagt voor haar verjaardag en ze gaat ‘m krijgen.

En waar ik ook blij om ben: er is sedert een aantal jaren een landelijke keten met winkels in handenarbeidmaterialen. Vroeger hadden dergelijke winkels geen wol of breinaalden.
Maar deze keten dus wel. Recent kocht ik er een zeer fijne haaknaald. het puntje meet een halve milimeter. Ik ben blij dat de mogelijkheden om textiele vaardigheden te ontwikkelen terugkomen; weliswaar niet direct als een manier om kleding te maken.
Maar wel als manier om iets persoonlijks te maken: tassen knopen en werken met kralen…we doen het al honderdduizend jaar.


Laatst bewerkt: 22 – 7 – 2025. Wordt vervolgd/verbeterd 🙂

Wilt u meer weten over het leven en de invloed van Chanel: er is een podcast die heet Geschiedenis Inside. Twee podcastmakers bespreken daar het leven van een invloedrijk persoon. Er is een aflevering over CoCo Chanel.
Bij Historianet leest u over het onderwerp: Sinds wanneer mogen vrouwen legaal een broek dragen?

Literatuur: Richard Sennett – De ambachtsman – de mens als maker. Uitgegeven bij Meulenhoff. ISBN 978-90-599-0177-3. blz 48 over de machine.