Ik besteed deze weken zoveel mogelijk uren aan het textielkundeblog.
Ik breng verbeteringen aan in reeds bestaande hoofdstukken.
Afgelopen maand ontstond leuk onvoorzien het hoofdstuk ‘Haakwerk, kant en hekwerk’ en één hoofdstuk werd dermate lang dat een nieuw hoofdstuk ontstond: ‘Voor de draad ermee’.
Over die laatste titel: eindelijk heb ik in mijn hoofd het overzicht om alle soorten draden van textiel in een schema te zetten, geordend van natuurlijke materialen tot garens die zijn gemaakt in chemische fabrieken.
Vrijwel iedere dag verwacht ik dat hoofdstuk te kunnen publiceren, maar dan ontdek ik een nieuw feit, dat me dwingt om iets nader uit te zoeken. U houdt het tegoed.
En iedere dag schreef ik een aanvulling bij het hoofdstuk over tekst en textiel.
Dat hoofdstuk is inmiddels herlezing waard.
Ik batik zeker ook, maar het zijn studies. Studies kunnen mislukken en dat doen ze dan ook.
Ik wil mijn batiktechniek verbeteren.
Vroeg of laat zal ik kunnen terugkijken op het proces en hoofdlijnen ontwaren waarover ik kan communiceren. Maar voor nu is het nog te vroeg om te vertellen wat niet helemaal lukt.
Daarom vertel ik over textiel werk dat ik ongeveer tien jaar geleden maakte.
Ik maakte werk waarbij kindertekeningen de inspiratie vormden. Kinderen zijn altijd expressief en hun tekeningen zijn dat dus ook. Zelfs wanneer een kind zogenaamd niet kan tekenen, raakt het beeld: ook de zogenaamd mislukte tekening geeft een extra dimensie aan de beleving van de kijker. Het is niet zomaar dat grote kunstenaars, bijvoorbeeld uit de Cobragroep zich lieten inspireren door het pure van een kindertekening.
Veel ouders hebben een map of een doos waar die tekeningen in worden bewaard.
Maar vaak gaat die doos slechts enkele malen in het kinderleven open. Als je het inlijst of je laat je erdoor inspireren dan zie je het mooie werk vaker.
Bijgaand textiel werk op basis van kindertekeningen maakte ik een jaar of vijf geleden.
Een meisje, net groep acht verlaten ging tegelijkertijd verhuizen: de heimwee naar de oude groep en het verlaten huis was soms pijnlijk.
Ik besloot van de nood een deugd te maken: als ik kussens maakte van de kindertekeningen, dan gingen de herinneringen van het oude huis mee en de mooie tekeningen werden niet alleen gezien; ze dienden zelfs als troost. Want een kussentje….daar leg je je hoofd op te rusten.
Ik toon u eerst het werk.


De oorspronkelijk tekeningen zijn met een viltstift gemaakt. Een viltstiftlijn kun je niet één op één overzetten naar textiel. Ik heb dus als het ware een vertaling gemaakt. Een tekenlijntje werd soms handmatig geborduurd, soms met de machine. Soms knipte ik een randje vilt als een lijn. Soms zaten er een soort krassen in de kindertekeningen. Met de machine probeerde ik de sfeer van krassen te creeren. De tekeningen stonden gewoon op wit papier. Ik nam wit linnen als basis om op te werken.

Nog meer kindertekeningen omgezet naar textiel


Bovenstaande afbeeldingen zijn afkomstig uit details van kindertekeningen of schrijf- en rekenwerk van kinderen. Het oorspronkelijke werk is een detail uit een tekening van bijvoorbeeld 5 x 5 centimeter.
De kopieen van die details werden vergroot en daarna steeds opnieuw weer vergroot.
Hier werden alle lijnen uitgeknipt uit vilt en die lijnen zijn vastgezet met kleine steekjes op ook weer een stuk vilt.
De afbeeldingen hierboven zijn allen 30×30 cm.
Alle kindertekeningen in textiel zijn gebruikstextiel geworden: de onderste naaide ik op stof; ze zijn de paneelgordijnen in mijn atelier. De bovenste tekeningen werden kussentjes.
Voordat ik mijn aandacht richtte op textiel, had ik een praktijk als remedial teacher.
Diezelfde paneelgordijnen hingen daar toen ook.
Dus hoewel de inhoud van mijn werk echt veranderde: de huisstijl van mijn vorige werk is dezelfde van mijn huidige werk. Dat is het voordeel als je zelf iets maakt; dat past altijd bij je.
